Enschede in 1832

Kaartviewer (laden kan paar seconden duren)

Enschede is in de vroege middeleeuwen ontstaan als agrarische nederzetting. Het was destijds het centrum van een vijftal buurtschappen, namelijk de Esmarke (het later Enschede), Lonneker marke, Usseler marke, Twekkeler marke en Driener marke. Rond het jaar 1300 verkreeg Enschede stadsrechten waarmee het mogelijk werd om markten te houden, tol te heffen en om een stadsmuur te bouwen. Met dat laatste startte men in de 14e eeuw. Aanvankelijk bestond de verdediging uit twee ovale grachten met daartussen een aarden wal die werd bekroond met houten palen (palissade). Deze verdediging heeft echter nooit gewerkt zoals men hoopte. In 1518 werd de stad veroverd door de Geldersen en in 1597 werd de stad ingenomen door prins Maurits. De prins gelaste na zijn overwinning een gedeeltelijke ontmanteling van de vesting. Gevolg hiervan was dat de buitengracht werd gedempt en de aarden wal werd afgegraven. Alleen de binnenste gracht bleef behouden. Dit bleef vervolgens eeuwenlang de buitengrens van de stad.

Opbouw van Enschede in 1832
In 1832 had Enschede een kenmerkende ovale plattegrond waarin de meeste bebouwing was te vinden. De stadsgracht vormde hierbij een duidelijke begrenzing tussen stad en platteland. De stad was via twee bruggen te bereiken, namelijk de Veldpoort aan de westzijde en Eschpoort aan de oostzijde. Aangezien het centrumgebied reeds vol was werd nieuwe bebouwing steeds vaker opgericht buiten de te stadsgracht. Vooral de toegangswegen vanuit Hengelo, Haaksbergen, Oldenzaal en Gronau waren hiervoor in trek.

De Grote Markt is te beschouwen als het hart van de stad. Op deze plek werd boter verhandeld. De Grote Markt was destijds niet zo open als tegenwoordig. Midden op het plein stond de pastorie en tegen de noordkant van de kerktoren was een kleine school gebouwd, genaamd Torenschool. Aan de zuidkant van het plein stonden twee huizen die vanuit de Langestraat het zicht op de kerk blokkeerden.

Aan de westkant van de stad stonden twee standerdmolens die beide werden gebruikt om graan te malen. De Noordmolen stond ter hoogte van de Molenstraat (destijds Molensteeg) op het bouwterrein voor woningbouwproject 't Bölke Next, direct naast het stadskantoor. Deze molen heeft hier tot 1859 gestaan. De Zuidmolen stond tot 1907 aan de Haaksbergerstraat. Tegenwoordig staat op dit terrein een appartementencomplex uit de jaren '80 met toch een subtiele verwijzing naar de geschiedenis van deze plek. Zo zijn bovenin de bogen van de galerij sluitstenen met reliefs van een molen geplaatst. Ook de aangrenzende straatnaam Zuidmolenstraat verwijst naar de molen die hier stond.

Ten zuiden van de stad werd in 1814 het eerste stadspark aangelegd, genaamd 'Den Mooijen Hof'. In dit park verbouwden stadsbewoners groenten en fruit. De functie van het park was daarmee enigszins vergelijkbaar met volkstuintjes nu. Nadat de grond rond het begin van de 20e eeuw werd verkocht verdween het park en werden hier huizen gebouwd.

De Langestraat met op de achtergrond de Grote Kerk

Stadsbrand
Op 7 mei 1862 legde een grote stadsbrand de Enschedese binnenstad in as. Vrijwel alles binnen de stadsgracht ging verloren. Gevolg hiervan is dat de bebouwing op deze kaart grotendeels is verdwenen. De Grote Kerk lijkt behouden, maar in wezen heeft alleen de gevel de brand doorstaan. Het interieur, het dak en de torenspits zijn na de brand opnieuw opgebouwd. Het stratenpatroon en de verkaveling zijn echter grotendeels ongewijzigd, daarmee doet de binnenstad ondanks het gebrek aan echt oude gebouwen nog altijd ietwat middeleeuws aan.

Stadhuis
Kort na de stadsbrand startte men met de bouw van een nieuw stadhuis op exact dezelfde plek als het oude stadhuis. Dit pand bestond uit twee bouwlagen met een kleine extra verdieping op de hoek. In 1933 werd op dezelfde plek het huidige stadhuis van architect Gijsbert Friedhoff gerealiseerd. Hij liet zich hierbij inspireren door het stadhuis van Stockholm. Voor de bouw werd het complete stadsblok tussen de Langestraat en Hofstraat opgeofferd. Ter hoogte van de hoek van de Langestraat werd de bebouwing iets teruggetrokken, waardoor een pleintje ontstond. Bijkomend voordeel van deze ingreep was dat de nieuwe stadhuistoren goed in het zicht kwam.

Wigboldpalen
In het begin van de 19e eeuw werd Enschede een Nederlandse gemeente. Aanvankelijk had deze gemeente een zeshoekige vorm. De gemeente werd in zijn geheel omsloten door de gemeente Lonneker. De zes hoekpunten werden gemarkeerd door zes wigboldpalen (grenspalen) van Bentheimer zandsteen met elk een uniek nummer. Paal nummer één bevond zich op het hoekpunt op de weg naar Hengelo, waarna de overige palen in kloksgewijze richting optelden tot zes. Alle palen zijn nog altijd in het straatbeeld zichtbaar, al zijn deze palen inmiddels wel vervangen door replica's.


Bron kaart: Minuutplans Kadaster (1832)